Nu de eindejaarsfeesten achter de rug zijn, heeft ons lichaam nood aan soberheid en moeten we ons ontdoen van al de overdaad die we binnengepropt hebben. Dit kan niet beter dan met het drinken van brandnetelthee en wel dagelijks een thermoskan gedurende enkele weken.
De brandnetel is het sterkste “bloedzuiverende” kruid dat we kennen. Hij verdrijft de giftige stoffen uit ons het lichaam door het oplossen van de stofwisselingsslakken en door het tegelijkertijd aanzetten van de nieren tot een verhoogde wateruitscheiding. Bovendien reinigt brandnetelthee van verse of gedroogde kruiden ook alle spijsverteringsorganen en activeert hij het afweermechanisme. Brandnetels bevatten ook veel ijzer en de opname daarvan bevordert de aanmaak van ons bloed. Gecombineerd met Zweeds kruidenbitter is brandnetelthee uiterst werkzaam als wapen tegen alle soorten giffen die door voeding en milieuverontreiniging in ons lichaam terechtkomen. Hij is ook doeltreffend tegen allerlei allergieën. Een aftreksel van brandnetel op de hoofdhuid doet je haar weer groeien en de brandneteltinctuur doet haarpelletjes (roos) verdwijnen.
Netelvuur verwekt liefdesvuur! Zo kwam het kruid voor in minnedranken die moeders mengden voor de bruiloftsdag van hun dochters.
De botanische naam van brandnetel is Urtica. De naam Urtica is afgeleid van het Latijnse woord urere (branden). Mensen lopen niet graag tegen brandnetels omdat ze bij aanraking gaan prikken en jeuken. Op het blad en de stengel bevinden zich brandharen. Aan elk brandhaar zit een weerhaakje dat bij aanraking in de huid vast komt te zitten. Daarbij breekt het brandhaar en komt een mengsel van stoffen (histamine en mierenzuur) in de huid die de brandende en langdurig aanhoudende jeuk veroorzaken. Ook ontstaan op de huid lichtere, jeukende bultjes, die netelblaren worden genoemd. Dit is vervelend en pijnlijk, maar hierbij mogen we niet vergeten dat de brandnetel een waanzinnig belangrijke waardplant is voor tientallen insecten die er afhankelijk van zijn. Een waardplant is een plant waarvan insecten of hun larven eten.
De brandnetel komt oorspronkelijk uit Afrika en Azië en is tegenwoordig in heel de wereld te vinden. In onze streken vinden we de grote brandnetel (Urtica dioica) en de kleine brandnetel (Urtica urens). Wereldwijd zijn er wel een 40-tal soorten. De Urtica pilulifera kreeg de benaming Romeinse brandnetel omdat volgens de overlevering Romeinse soldaten deze soort mee naar het noorden zouden hebben genomen om ze daar te gebruiken tegen de kou. Hiervoor stampten ze de plant fijn in olie en wreven zich ermee in. De plant komt nog altijd voor bij Romeinse ruïnes in Noord-Europa. Tot in de negentiende eeuw werd de brandnetel gebruikt voor het maken van textiel, de zogenaamde neteldoek. Vooral de Friezen waren erg bedreven in het uit elkaar halen van de netelvezels.
Met brandnetels kan je allerlei gerechten klaarmaken. Gebruik de brandnetels echter nooit rauw. Kook ze altijd van te voren en maak er bijvoorbeeld soep van. Wil je het blad gebruiken in de keuken, kies dan voor het jonge blad. Een lekker gerecht is brandnetelpasta. Bak wat spekblokjes en voeg daaraan de gewassen brandnetels toe. Hou er rekening mee dat brandnetels slinken bij verwarming waardoor er vaak maar weinig overblijft. Voeg er vervolgens wat roomsaus aan toe en laat het geheel nog even doorwarmen. Het resultaat is een heerlijke saus voor over de pasta!
Er bestaan verschillende verhalen en legenden over de brandnetel. Bekend is het sprookje van de zeven prinsen die door een heks in zeven zwanen worden veranderd. Alleen ’s nacht worden ze weer even mens. Hun zusje kan hun redden als ze voor ieder van hen een kledingstuk van brandnetels maakt. Uiteindelijk lukt het om op tijd klaar te zijn, maar als ze de laatste mantel op haar broer wil gooien, is deze te kort en daarom blijft een arm een zwanenvleugel. Een ander verhaal gaat als volgt: Toen God de wereld schiep, verdeelde Hij de zaden onder de engelen zodat deze ze over de aarde konden verspreiden. Aan de duivel gaf Hij de haver en de boekweit, maar de aartsengel Michael vond dit niet eerlijk verdeeld en zei tegen God dat de mensen deze zaden nodig hadden. En zo kreeg hij de opdracht om de zaden terug te halen. Michael snelde achter de duivel aan, die steeds maar hardop de namen van de planten noemde, omdat hij bang was de namen te vergeten: “Haver en boekweit! Haver en boekweit!’. “Wat zit je daar te bazelen?“, riep Michael? “Je bedoelt distels en netels?” “Nee“, zei de duivel, “hè, hoe was het nu ook weer?” en zo bracht de engel Michael de duivel zo van de wijs dat hij op het laatst zelf geloofde dat hij “distels en netels” gekregen had. Toen de duivel de wisseltruc ontdekte, werd hij razend en was des duivels. Als wraak voegde hij jeukend vuur toe aan de netels. Sindsdien branden mensen hun vingers als ze netels plukken en blijft dit bovendien nog urenlang jeuken. Het is de vurige wraak die de duivel heeft toegevoegd aan de gezonde, veelzijdige netelplant, die daardoor een duivelsplant werd. In volksvertellingen werd de plant ook wel de Dondernetel genoemd omdat men vroeger dacht dat de brandnetel de bliksem aantrekt.
Over de brandnetel is het laatste nog niet gezegd. Maar ik ben alvast overtuigd van het nut van deze plant en ben heel blij wanneer ik de jonge scheutjes weer de grond zie uitkomen. Zijn jullie ondertussen ook geprikkeld?